Professor De Smedt was co-promotor van een onderzoeksteam dat voor de Vlor een praktijkgerichte literatuurstudie maakte over de relatie tussen neurowetenschap en onderwijs. Een onderzoek dat resulteerde in de publicatie van het boek ‘Krachtig leren, cognitief neurowetenschappelijk benaderd’.
Op uitnodiging van de pedagogische begeleidingsdienst van het GO! was de prof op 13 april te gast in het Huis van het GO! in Brussel om over dit onderwerp te komen spreken op het ‘Doordenkertje: onderwijs door een neurologische bril bekeken’. Wat volgt is onze beknopte reconstructie van zijn uiteenzetting.
De prof presenteerde een zestal beweringen uit een lijst van 38 waarvan er 19 onjuist zijn en dus thuis horen in de wereld der neuromythes. Deze lijst diende eerder als basis voor een onderzoek waarbij leerkrachten, CLB-medewerkers en studenten Pedagogische Wetenschappen betrokken waren. Onderzoek dat trouwens bevestigde dat nogal wat van die mythes wel degelijk leefden in de testgroep. Om de mythes van de waarheden maar meteen te onderscheiden gaf de professor deze keer bij elke bewering tijdens zijn gastcollege op 13 april ook het antwoord en daarna toelichting bij dat antwoord.
- We gebruiken maar 10% van onze hersenen: fout
- Het regelmatig inoefenen van bepaalde cognitieve vaardigheden verandert de structuur van de hersenen: juist
- Verschillen in de dominante hersenhelft (links vs. rechts denken) kunnen prestaties in leren verklaren: fout
- Leerproblemen die het gevolg zijn van een verstoorde hersenontwikkeling kunnen niet geremedieerd worden in onderwijs: fout
- De hersenen zijn volledig ontwikkeld zodra leerlingen naar de middelbare school gaan: fout
- DVD’s en programma’s die gericht zijn op het extra stimuleren van peuters en kleuters hebben een duidelijk effect op de ontwikkeling van de hersenen: fout