Het zijn goeie vooruitzichten voor de internaatleerlingen en hun begeleiders in het Hasseltse. Van drie verouderde internaatgebouwen kunnen ze begin volgend schooljaar verhuizen naar een geïntegreerd geheel met aandacht voor esthetiek, samenwerking en groen. Het hoeft lang niet altijd coronakommer en kwel te zijn.
Het nieuwbouwproject in de Elfde-Liniestraat (20) in Hasselt zal ruim 150 kamers bevatten en kan indien nodig worden uitgebreid met nog eens 50 kamers. Zes ervan zijn bovendien geschikt voor andersvaliden. Het project kadert het fusioneren van drie bestaande internaten tot één internaat. Na realisatie verhuizen in september 2021 Sportschool internaat Hoebanx, onafhankelijk internaat Studho en Hotelschool internaat Zandberg naar de nieuwbouw. De bewoners zijn secundaire leerlingen uit verschillende opleidingen (Hotelschool en Topsportschool). Het ontwerp is van Poponcini & Lootens ir. Architecten bvba in Antwerpen.
Er zijn verschillende redenen voor het noodzakelijke nieuwbouwproject:
Het ontwerp van het nieuwe internaat is niet los te zien van de ontwikkeling van de Elfde-Liniecampus en het Demer- en Kapermolenpark. Hier ontstaat een unieke, groene leer- en leefomgeving voor jong en oud, waarin synergieën tussen programma’s en instellingen als GO!, UCLL en PXL tot volle bloei komen, in een omgeving die zowel stimulerend als ontspannend is.
Bij de herontwikkeling van het park wordt ingezet op een sterkere ruimtelijke en functionele verweving tussen het voorheen verregaand ‘geïsoleerde’ groen en de omringende onderwijsinstituten: de campus dringt het park binnen en vice versa. Het is met deze ambitie in het achterhoofd, en met het doel deze overkoepelende visie te verzoenen met de functionele en ruimtelijk-kwalitatieve vereisten van het internaat zelf, dat het nieuwe complex is vormgegeven en ingeplant. Dat wil zeggen dat verschillende aspecten op meerdere schaalniveaus met elkaar verzoend moeten worden: het concept en de afwikkeling van ontsluitingen op het niveau van het park, toekomstige gebouwde ontwikkelingen, de organisatie van de projectsite zelf en de interne werking van het internaat.
Het gebouw getuigt van een eenvoudige, heldere opzet met een gedeeld programma op de gelijkvloerse verdieping – inclusief een leskeuken – en een bovenbouw van drie verdiepingen met kamers, op een bijzondere maar rationele wijze geordend in gearticuleerde vleugels van telkens 25 kamers. De boven- en onderbouw zijn op elkaar afgestemd zodat een compact geheel ontstaat met een beperkte footprint en gevelontwikkeling: dit met het oog op zowel energiezuinigheid, duurzaamheid, lichttoetreding en interne ruimtelijke beleving.
De benedenverdieping is te beschouwen als een grote, open ruimte. Terwijl de buitenste schil – de west- en noordgevels langs de ‘logistieke zijde’ – een meer gesloten karakter heeft, openen zich de zuid- en oostgevels door hun beglaasde wanden resoluut naar het publieke domein en de door de loggia omzoomde speelplaats. Door de hoge mate van transparantie langs deze zijden vormen de twee gebouwvleugels samen met de speelplaats feitelijk één ononderbroken ruimte; het gebouw manifesteert zich als een volledig ‘kwadrant’ en activeert via zijn levendige plint de publieke ruimte van de campus. De verbinding tussen noordelijke en zuidelijke ingang in het hart van het gebouw maakt het complex bovendien ook fysiek doorwaadbaar.
Op de gelijkvloerse verdieping bevindt zich ook een ruime leskeuken die volledig zal uitgebaat worden door de leerlingen van de nieuwe opleiding ‘grootkeuken’ van de hotelschool. Zowel de leerlingen van het internaat als deze van de hotelschool zullen hier ‘s middags een warme maaltijd, een broodje met soep of een salade kunnen nuttigen.
Het model waarvoor hier is gekozen (met twee vleugels van elk 25 kamers rondom een verticale kern) lijkt evident, maar wijkt in belangrijke mate af van het ‘standaard gangenmodel’. Deze verbijzonderingen maken een niet-permanente, fysieke maar vanzelfsprekende opdeling tussen meisjes en jongens of leeftijdsgroepen mogelijk.
De eerste ingreep betreft het plaatselijk ontdubbelen van de ontsluitende gang; een deel van de kamers wordt van de ‘centrale gang’ losgetrokken om plaats te maken voor een centrale cluster van douches en sanitair. Deze ingreep komt de compactheid van het gebouw ten goede, geleedt de lineaire ruimte en zorgt voor een interessant lichtaccent (en uitzicht), halverwege.
Een tweede beslissing betreft de clustering van gedeelde leef- en studieruimtes per verdieping, en de centrale plaatsing van de ruimtes van de begeleiders. In deze centrale zone is – naast de kamer van de begeleiders – ook de studieruimte (één per twee clusters) en één enkele gemeenschappelijke woonkamer voorzien, voor in totaal 50 studenten. De woonkamer is een aantrekkelijke, L-vormige grote ruimte – ‘pars pro toto’ van de figuur van het gebouw als geheel. Een inpandig terras in de oksel van het gebouw geeft een zicht op de speelplaats. Binnen de ‘woonkamer’ tekenen zich nogmaals een tweetal zones af: een meer intieme ‘eet- en kookruimte’ en een leef- en recreatiezone. Zo worden karaktervolle plekken gecreëerd, wordt ‘anonimiteit’ voorkomen en een maximum aan efficiëntie en eenvoud van beheer gegarandeerd.