Om scholen de mogelijkheden te bieden te evolueren naar een nieuwe organisatievorm op basis van teams en om elke leraar binnen die teams in staat te stellen zijn rol op te nemen moeten we het lerarenberoep anders invullen en aantrekkelijker maken. De lerarenloopbaan is daarbij een bepalend onderdeel: ze moet degelijk en uitdagend zijn.
De start van de loopbaan moet de fundamenten bieden om een hele loopbaan op te kunnen laten steunen. Aanvangsbegeleiding (bijvoorbeeld in de vorm van mentorenuren), een voltijdse en zekere tewerkstelling en een leefbare taakinvulling zijn enkele van de aspecten waarop moet ingegrepen worden.
Verwachten we dat een leraar gedurende zijn hele loopbaan lang eenzelfde functie opneemt? Nee. Een leraar moet een evolutie naar meesterschap als mogelijk zien. Door een gefaseerde loopbaan met groeimogelijkheden in te voeren blijft het beroep relevant en uitdagend in elke fase van het loopbaantraject. De school- of jaaropdracht is daarbij ook relevant: leraren moeten op een flexibele en duurzame manier kunnen ingezet worden ten behoeve van hun continue professionalisering, de teamwerking en de team- en schooldoelstellingen. De verschillende bestuursniveaus moeten een personeelsbeleid vanuit een sterke visie kunnen voeren.
Mensen die ervaring in een ander beroep hebben opgebouwd en vanuit een heel bewuste en geëngageerde overweging kiezen voor het lerarenberoep, moeten voluit de kans krijgen om over te stappen naar het lerarenberoep. Het debat over het meenemen van opgebouwde anciënniteit kan daarbij niet uit de weg worden gegaan.
De leraar omarmt differentiatie
Om te weten hoe je de lerarenloopbaan aantrekkelijker kunt maken, moet je weten wat voor onderwijs je wil in de toekomst. Het GO! wil dat alle kinderen de eindmeet halen, zoals vastgelegd in de eindtermen. Maar dat kan niet de enige doelstelling zijn. Net zo belangrijk is dat kinderen leerwinst boeken in een omgeving die ervoor zorgt dat ze zich goed voelen en die hen stimuleert om door te groeien. In het huidige Vlaamse onderwijssysteem kijkt men te vaak naar wat de leerling niet geleerd heeft, in plaats van wat hij wél kent en kan. Dat leidt tot negatieve communicatie. Het Vlaamse onderwijs meet nog altijd het niveau van de leerling op het einde van het jaar aan de hand van een abstracte meetlat. Wie niet over die lat kan springen, moet het jaar overdoen. Leerlingen die in de loop van het schooljaar vooruit zijn gegaan, maar toch niet over de lat geraken, worden op die manier ontmoedigd. Veel beter is het om geen abstracte maatstaf te gebruiken, maar de leerling zelf als maatstaf te zien: wat heeft hij of zij bereikt?
Daarvoor is een heel gedifferentieerde aanpak nodig. Daarom moeten we scholen creëren die een gedifferentieerde aanpak kunnen realiseren. In de Scandinavische basisscholen werkt men met een open leerschoolprincipe waarin een team van leerkrachten aan de slag gaat met een groep leerlingen, dus niet één leerkracht met een klas. Leerkrachten kunnen wisselend ingezet worden, naargelang van de behoeften en de snelheid van de leerlingen. Op die manier gaat het hele schoolteam mee met de evolutie van de leerling.
De leraar als actief lid van zelfsturende teams
Om dat waar te maken, moeten we de kernopdrachten van ons onderwijs afbakenen. Deze kernopdrachten worden in de school van de toekomst opgenomen door directies met een hoog beleidsvoerend vermogen en een sterk onderwijskundig leiderschap, en door grotendeels zelfsturende teams die verantwoordelijk zijn voor een leerlingengroep en ze doorheen verschillende jaren begeleiden.
De kernteams, ondersteunende en besturende teams vormen samen het gehele schoolteam dat op basis van dezelfde principes als de individuele teams werkt. Daardoor kan een helder, gedragen, relevant en actueel schoolbeleid en schoolvisie tot stand komen. Deze teams beschikken over een compleet takenpakket, een gezamenlijke opdracht en verantwoordelijkheid, en een regelvermogen om bepaalde aspecten zelfstandig te regelen. Door deze teams meerdere jaren eenzelfde groep van leerlingen te laten begeleiden wordt een gedifferentieerde aanpak mogelijk. Uiteraard heeft deze visie een impact op het lerarenberoep. Hoe dan ook gaan we daarbij uit van leraren die maatschappelijk geëngageerd zijn en willen werken op basis van het pedagogisch project van het GO!.
De teams moeten instaan voor leer- en keuzebegeleiding, competentieontwikkeling en het omgaan met diversiteit. Niet iedereen in het team moet alles kunnen. Een team wordt immers samengesteld op basis van complementaire (vak)kennis en competenties van de verschillende leraren. In de school van de toekomst is elke leraar samen met zijn teamleden een ‘inspirerende’ leraar. Hij/zij vormt een smeltkroes van talenten, enthousiasmeert, inspireert, daagt uit en prikkelt leerlingen. De gepassioneerde leraar vormt de hefboom of de inspiratiebron voor de verdere ontwikkeling. Dit betekent dat hij/zij in de eerste plaats in ‘de jeugd’ gelooft, bovendien een passie heeft voor zijn/haar vak, mee is met nieuwe evoluties, trends of ontwikkelingen en vooral aansluiting vindt bij de (leef)wereld van de jongere. Hij deelt en ontwikkelt deze inzichten binnen zijn team en krijgt op die manier ook de nodige impulsen van zijn teamgenoten zodat de door het team begeleide groep leerlingen sterker en kwaliteitsvoller onderwijs krijgen.
De leraar heeft oog voor individuele leermogelijkheden en is alert voor de sociale en culturele achtergrond van elk kind. Flexibiliteit, onder meer in de vorm van flexibele leertrajecten, en differentiatie zullen daarbij de norm zijn. De leerling met specifieke leer-, gedrags- en/of ontwikkelingsproblemen is in de veeleisende samenleving kwetsbaar. De kwaliteitsvolle leraar is hier tegelijkertijd klankbord en coach. In de school van de toekomst kan hij hierbij een beroep doen op een goed uitgebalanceerd, veilig zorgkader dat vertrouwen schenkt.
De leraar als inspiratiebron en als 'lerende'
De ‘inspirerende’ leraar vindt ook de weg in het chaotische overaanbod aan informatie. Hij of zij is niet langer de enige bron van kennis. Jongeren leren immers ook buiten de schoolcontext. De school opent haar vensters, haalt zelf de wereld binnen via gastcolleges, werkplekleren, internationale en andere projecten of virtueel lesgeven. Buitenschoolse opvoedings- en leercontexten maken op die manier integraal deel uit van de leerlijnen. De leraar ontwikkelt met zijn collega’s de juiste kanalen, onderscheidt de essentie van de details, is selectief in wat jongeren aanspreekt, legt de uitdaging in bepaalde onderwerpen bloot, zoekt er concrete toepassingen bij enzovoort.
De leraar omarmt diversiteit als een uitdaging én als een opportuniteit. Appreciatie en empathie ontwikkelen voor mensen met verschillende achtergronden wordt dan ook het best bereikt door op regelmatige basis ervaring op te doen met onderlinge samenwerking en heterogene, gemengde klasgroepen.
De ‘lerende’ leraar werkt doorheen de hele loopbaan met zijn teamgenoten manieren uit om de professionaliteit van het individu en het team te verhogen. De leraar blijft zelf leerling en hij opent de schoolpoort naar de wereld: in een brede open school stapt de school in de wereld en betreedt de wereld de school. Onderdompeling in de culturele, sociale en economische context rondom de school via netwerking met het lokale verenigings- en bedrijfsleven, via buurtwerking, via actieve participatie van ouders en leerlingen, via het multidisciplinaire gebruik van de schoolgebouwen enz. zorgt voor een levende school die in het leven en in de realiteit staat. Alle zelfsturende teams werken daartoe samen en zorgen voor een gecoördineerde aanpak, zodat alle begeleide leerlingengroepen hiervan maximaal kunnen leren.
Even terugblikken
De lerarenloopbaan aantrekkelijker maken en het behoud van mensen in het beroep verhogen, die ambities staan zowel in het Vlaams Regeerakkoord 2014-2019 als in de Beleidsnota Onderwijs 2014-2019 van de Vlaamse minister van Onderwijs te lezen.
Het beroep van leraar wordt er niet makkelijker op. Vanuit de samenleving komen almaar meer uitdagingen op het onderwijs en de scholen af. De samenleving is immers zelf voorwerp van constante verandering en evolutie. Ze evolueert van multicultureel naar superdivers (zowel etnisch, cultureel, op vlak van samenlevingsvormen …) en door de toenemende vergrijzing zullen we allemaal langer moeten werken. Burgers worden overspoeld door kennis en informatie in allerlei vormen en langs verschillende kanalen, wetenschap en technologie kennen een razendsnelle evolutie.
Dit leidt tot nieuwe verwachtingen van onderwijs en scholen, zoals nieuwe competenties aanleren en jongeren opleiden tot beroepen die in evolutie zijn of die vandaag zelfs nog niet bestaan. Maar scholen moeten leerlingen ook klaarstomen voor een diverse sociale omgeving, terwijl ze worden geconfronteerd met diverse zorgvragen en gevraagd worden om meer te werken aan inclusie.
Ons onderwijs kent ook interne uitdagingen. Zo manen de internationale PISA-onderzoeken, die prestaties van leerlingen wereldwijd met elkaar vergelijken, ons aan om de kwaliteit van ons onderwijs te bewaken. Het Vlaamse onderwijs kent steeds meer spijbelaars, een toename van jongeren die zonder diploma de middelbare school verlaten en te veel jongeren die blijven zitten en een schoolse achterstand opbouwen. We kunnen bovendien niet ontkennen dat studiekeuze een moeizaam gegeven blijft en dat het welbevinden van leerlingen, leerkrachten en directies op vele plaatsen onder druk staat. Door demografische evoluties en de voorspelde krapte op de arbeidsmarkt dreigt er bovendien een lerarentekort.
Wat wil de Vlaamse overheid?
De Vlaamse overheid denkt eraan om de lerarenloopbaan aantrekkelijker te maken door iets te doen aan de aanwerving van leraren, de aanvangsbegeleiding, de taakbelasting en de werkzekerheid van startende leerkrachten en de professionalisering in het algemeen. De overheid kiest voor een gefaseerde aanpak vanuit een omvattende loopbaanvisie.